woensdag 2 april 2014

Starten met je webpagina.



  • Maak gebruik van blogger.com (https://www.blogger.com/).
  • Maak een nieuwe blog.
  • Maak een titel en een adres.
  • Klik op het icoontje om je eerste bericht te maken.
  • Vul een titel in.
  • Vul in de tekst.
  • Via het bovenste balkje kun je allerlei opties aan en uitzetten, foto’s en video’s toevoegen.
  • Vul een label in (bijvoorbeeld het woord geschiedenis).
  • Zet bij het vakje opties de reacties van de lezers op niet toestaan.
  • Klik vervolgens op gereed.
  • Klik dan op publiceren en klik dan op de knop Blog weergeven.
  • Probeer ook eens het sjabloon van je website te veranderen.









M2U00024 eerste uitleg - http://youtu.be/zuVpYsT54CA
M2U00029 shot badkamer - http://youtu.be/tQDtALzBLXI
M2U00030 bouwkraan - http://youtu.be/C9RbsgNln28
M2U00033 uitleg over bouwkraan - http://youtu.be/Ov2fEBfGmoI
M2U00034 steen 1000 kg - http://youtu.be/RLV7fFTRtw4
M2U00037 uitleg amfitheater - http://youtu.be/gGzEYQLEeWQ
M2U00038 spelletjes - http://youtu.be/6kyklcZedDU
M2U00039 dobbelstenen gooien - http://youtu.be/M3FoIGEVMdQ
M2U00039 dobbelstenen gooien - http://youtu.be/94Rcq0kL3zg
M2U00042 uitleg waterleiding - http://youtu.be/mfUskFXwEiE
M2U00046 huizen en straten - http://youtu.be/tnB7GzSge24
M2U00047 molensteen - http://youtu.be/jBfxkxZH86o
M2U00051 korte uitleg poorten - http://youtu.be/N1uun5p4fTc
M2U00053 hier achter ligt de haven - http://youtu.be/nRT3SaPuFD4
M2U00054 begraafplaats uitleg - http://youtu.be/ZJirvZ-sKyg
M2U00055 dit was de rondleiding in Xanten - http://youtu.be/cg5uT46F9kM
M2U00057 museum schild - http://youtu.be/AsxZODftTFo
M2U00058 museum boot - http://youtu.be/8hZnpV_XPKQ
M2U00006 herberg en badhuizen - http://youtu.be/_K8yjasU-iY
M2U00009 badhuizen shot 1 - http://youtu.be/fcSar3eweBk
M2U00012 takel - http://youtu.be/Em0Om3Q5OqE
M2U00013 amfitheater - http://youtu.be/Jv3WoGI1R2A
M2U00018 rondgang in amfitheater - http://youtu.be/Zc2HYmWaoTs
M2U00022 spelletjes 1 - http://youtu.be/4W8EVLqdge8
M2U00024 spelletjes in de Romeinse tijd - http://youtu.be/0tazEIK7IiE
M2U00028 haventempel - http://youtu.be/QFqBRk81SIU
M2U00032 molen kort - http://youtu.be/KkqZFhR9Xi4
M2U00034 houten beesten - http://youtu.be/GPOCeiYRIeQ
M2U00036 poort - http://youtu.be/YrqG9tcuJwQ
M2U00037 rondblik - http://youtu.be/hvbIR_07hTk
M2U00038 blik naar de haven - http://youtu.be/VujWsa7No48
M2U00041 begraafplaats - http://youtu.be/B7vfGU3qKIo
M2U00042 eindshot rondleiding Xanten - http://youtu.be/j2TEDUd2MDE
M2U00002 opening - http://youtu.be/VBuerJZgy_E
M2U00005 haventempel - http://youtu.be/tBvaUpHDom4
M2U00008 poorten - http://youtu.be/uQ6gvIekeoo
M2U00010 haven - http://youtu.be/TNEauP-lLQc
M2U00011 stadsmuur - http://youtu.be/cS-dfxG8x2I
M2U00013 mooi shot vanaf noorderpoort - http://youtu.be/dDvvt3nK0oI
M2U00015 begraafplaats - http://youtu.be/cdSa_6t-P8M
M2U00016 riolering - http://youtu.be/jkiqJ0TWgkQ
M2U00019 mozaiek - http://youtu.be/glqMJ5G7aK0
M2U00023 maalsteen - http://youtu.be/Nb3_H7lB5kg
M2U00027 bouwkraan - http://youtu.be/KUeZVf3ccgQ
M2U00028 gladiatoren - http://youtu.be/XHAyflTUUk4
M2U00029 hard werken - http://youtu.be/UMx7WwQK_Ds
M2U00030 herberg - http://youtu.be/_j1KtXdWUI0
M2U00035 lapidarium spelletjes - http://youtu.be/dYFxUyKg_po
M2U00036 spelletjes spelen - http://youtu.be/8sROuJmq-Uo
M2U00037 maquette - http://youtu.be/RhzXrNrKJ2A
M2U00038 thermen -  http://youtu.be/EIK_bObJ9fo
M2U00040 museum 1 - http://youtu.be/qm-uMjId0Ow
M2U00041 tekst op de vloer - http://youtu.be/PHUAPIn3fXE
M2U00032 eetkamer in de herberg - http://youtu.be/1nwLd-yKP70


woensdag 26 maart 2014

Archeologisch Park Xanten


  



14-15.    haven
16-20.    stadsmuur
21.          stratenpatroon
22-25.    waterhuishouding
26-27.    amfitheater 28. bouwkraan
29-34.    tempels
35-37.    woonhuizen
38.         spelen
39.         lapidarium
40.         ambachtswijk
41-42.   herberg
43.         badhuis
44-45.   thermen
46.         museum




  

1. Geschiedenis

Zeeën, rivieren en ijs vormden het landschap rond Xanten. In de ijstijden schoven machtige gletschers morenen van stuifzand op: zo ontstond de Fürstenberg. De Rijn wijzigde zijn bedding en zette grind en zand af. In de Romeinse Tijd werd de Rijn begeleid door talloze zijarmen.

Het gebied rond Xanten bewaart de sporen van de geschiedenis. De oudste vondsten bewijzen, dat hier sinds de steentijd al duizenden jaren mensen woonden. Met de bezetting van het Rijnland door de troepen van Caesar begon een tijdperk van intensieve kolonisatie en culturele verandering.

Ten tijde van keizer Augustus werd het eerste legerkamp Vetera I op de Fürstenberg aangelegd: strategisch gunstig op een hoge positie. Het kamp was een steunpunt voor de verovering van Germanië aan de overkant van de Rijn.

Na de nederlaag in het Teutoburgerwoud, in het jaar 9 na Chr., werd de Rijn tot grens -limes - van het Romeinse Rijk. Het kamp werd enkele malen nieuw opgebouwd. Het best bewaard waren de resten van het laatste kamp: dat was uit steen opgetrokken.
De Limesweg verbond de legerkampen langs de Rijn. Ten noorden van de Fürstenberg liggen de overblijfselen van een haven en een burgerlijke nederzetting uit de eerste eeuw n.Chr. De stad was een belangrijke handelsplaats.

Geologische veranderingen hebben de bewoningsgeschiedenis beïnvloed. De loop van de Rijn wijzigde zich, de rivier spoelde delen van de Fürstenberg weg. De resten van het legerkamp Vetera II vielen daaraan ten offer. Pas sinds 1800 toont het landschap zijn huidige gezicht.
In een opstand van de inheemse Bataven, in 69/70 na Chr., werd het kamp Vetera I verwoest. Het nieuwe kamp Vetera II werd op een andere plaats gebouwd. In dit kamp was van 70 tot tenminste 270 na Chr. een legioen gestationeerd.

De burgerlijke nederzetting kreeg rond 100 na Chr. stadsrecht. Keizer Trajanus gaf haar de naam COLONIA ULPIA TRAIANA. Grootscheepse nieuwbouw veranderde het gezicht van de nederzetting. De nieuwe stad overdekte de sporen van de vroegere nederzetting.
Na de Romeinse Tijd verviel de stad. Franken vestigden zich in het gebied. Een van de Romeinse graven werd vereerd als christelijk martelaarsgraf. Hier kwamen de kerk van St. Victor, het stift en de middeleeuwse stad tot ontwikkeling - gebouwd met de stenen van de Romeinse colonia.


  
2. Colonia Ulpia Traiana

Het Romeinse Rijk strekte zich  ten tijde van keizer Trajanus in de tweede eeuw na Chr. uit van Spanje tot Syrië en van Afrika tot aan Brittannië.

Ongeveer 150 plaatsen bezaten het hoogste stadsrecht: zij mochten zich COLONIA noemen. Deze steden golden als 'afspiegelingen van Rome in den vreemde'. De steden hadden zelfbestuur. De burgers bezaten het Romeins burgerrecht.

In de provincie Nedergermanië waren er twee: de COLONIA CLAUDIA ARA AGRIPPINENSIUM (Keulen) en de COLONIA ULPIA TRAIANA (Xanten).
De COLONIA ULPIA TRAIANA was een belangrijke plaats in de provincie Nedergermanië. De stad vervulde een centrumfunctie voor de wijde omgeving. De openbare gebouwen benadrukten de relatie met het Romeinse Rijk. Tegelijkertijd gaven ze de hoge status van de stad aan.

De nieuwe stad kreeg met een waterleiding, rioleringssysteem en stratennet een planmatige infrastructuur. Er werden tempels, een forum, een amfitheater, muren en poorten opgericht.
Aanvankelijk bleef de oudere woonhuisbebouwing ten dele behouden. Langs de uitvalswegen buiten de stad lagen de graven.

Binnen de muren leefden op 73 ha ongeveer 10.000 mensen. De bevolking bestond uit geromaniseerde Galliërs en Germanen. Bij de stichting van de stad kregen ook veteranen van een terugtrekkend legioen stukken grond. Zij vormden een economisch sterke bevolkingslaag.
De oprukkende Franken maakten in 276 na Chr. een einde aan de bloeitijd van de stad. Een sterke vesting werd later uit het materiaal van vernielde gebouwen in het voormalig centrum opgetrokken. Ze bood onderdak aan burgers en soldaten. Rond 350 na Chr. werd ook zij verwoest.

De stad in verval diende als steengroeve. Al het bruikbare materiaal werd voor de bouw van de kerk en de stad Xanten benut of verkocht. De Romeinse stad verdween van de aardbodem. Archeologisch onderzoek maakt ze pas weer herkenbaar.



  
3. Opgraving

De resten van de Romeinse stad zijn in de bodem verborgen. Door opgravingen worden ze blootgelegd en wetenschappelijk onderzocht.

De opgravingen omvatten bij lange ha niet het gehele areaal van de stad. Veeleer worden bepaalde gedeelten uitgekozen die iets prijsgeven over de geschiedenis en de structuur van de stad.

Het terrein van de Romeinse stad en haar directe omgeving worden beschermd. Daarmee is het archeologisch monument veiliggesteld. Het kan archeologisch onderzocht worden en ook bewaard blijven voor toekomstige generaties.

Die Romeinse stad vormt, samen met de sporen van het legerkamp, de grafvelden en de haven, een archeologisch zone van ongewone betekenis. De geschiedenis van de Romeinse nederzetting is hier als in een archief in de bodem geconserveerd.

Na het archeologisch onderzoek van een gebouw wordt het in gedeelten weer opgebouwd. Zo worden de resultaten van de archeologie zichtbaar.


  


4. Reconstructie

Behalve de fundamenten van het amfitheater wijst op een luchtfoto uit 1952 niets op de aanwezigheid van de Romeinse stad. In het bewustzijn van de inwoners van Xanten en in het wetenschappelijk onderzoek van historici en archeologen was ze echter niet in vergetelheid geraakt.

De archeologische opgravingen en hun wetenschappelijke verwerking leveren informatie op over de architectuur van de Romeinse stad: over plattegrond en bouwmateriaal, bouwtechniek en gebruik. Reconstructies op papier vormen de basis voor de 'nieuwbouw'.

Stadsmuur, amfitheater, tempel, herberg: alle gebouwen zijn nagebouwd, het zijn geen ruïnes. Als model geven ze weer, wat wetenschappelijk bewezen of waarschijnlijk is. Ze komen overeen met hun Romeinse voorbeeld, zowel wat de plaats als wat de omvang betreft.

De meeste gereconstrueerde gebouwen zijn niet volledig weer opgebouwd. Zo krijgt men inzicht in bouwmateriaal en -techniek. Pas de verbeeldingskracht van de beschouwer voltooit ze.

Bij de bouw van de reconstructies zijn er waardevolle inzichten met betrekking tot antieke technieken gewonnen. Experimentele archeologie is een doel van de reconstructies: het badhuis bij de herberg is bedrijfsklaar; het leert ons van alles over verwarmingstechniek en energiegebruik ten tijde van de Romeinen.





  
5. De Haven

De stomp van een zuil is vandaag de dag het enige zichtbare overblijfsel van de Romeinse haven. De havenkade verliep van deze plaats naar het noorden.

Een klein deel van de kadebeschoeiing is opgegraven. In de vochtige bodem van de oude Rijnarm was het hout goed bewaard gebleven. Blootgesteld aan de lucht gaat het rotten. Daarom werd de opgravingsput na het onderzoek weer dichtgeschoven.

De best bewaarde stukken hout werden natuurwetenschappelijk onderzocht. Het bleek te gaan om eiken uit het gebied rond de Main. De vergelijking van de jaarringen had drie data als resultaat. De bouwfasen worden door deze jaren gedateerd.

Het havenbekken werd in de Romeinse tijd als vuilstortplaats gebruikt. Daardoor is er in de vochtige bodem hier ook het afval van de Romeinse Tijd bewaard gebleven: mandenvlechterswerk, touw, houten gereedschap en etensafval.

De bodem herbergt hier informatie over landbouw en voedselvoorziening, het dagelijks leven en het milieu als op geen andere plaats in de stad.

Het grondwaterpeil zakt. Daarom worden hout en ander organisch materiaal door aantasting bedreigd.

De haven bestond al vóór de stichting van COLONIA ULPIA TRAIANA. Hij lag aan een arm van de Rijn.

Voor de nieuwbouw van de stad na de verheffing tot COLONIA waren er ongelooflijke hoeveelheden bouwmateriaal nodig.

De stenen - overwegend uit de steengroeven van het midden-Rijngebied - werden via de rivier vervoerd. Want transport per schip was aanzienlijk goedkoper dan via de weg.
Ook voor het grootste deel van de goederenaanvoer - van de wijn tot het kunstwerk - diende de haven als overlaadplaats. Daardoor was handel met de productiecentra van het Romeinse Rijk mogelijk.

Verder naar het zuiden leidde een steiger de moerassige oeverstrook in. Deze 'pier' was 6 meter breed en meer dan 40 meter lang. Misschien kon men hierlangs nog een aanlegplaats aan de Rijnarm bereiken.


  
6. Stadsmuur

Onder keizer Trajanus kreeg de Romeinse plaats de stadsrechten van een COLONIA en het privilege om een stadsmuur te bouwen. In de winter van 105/106 werd het hout voor de onderbouw aan de havenzijde gekapt. 

De stadsmuur demonstreerde de Romeinse macht en Romeinse cultuur aan de grens met het vrije Germanië - in vredestijd.

  • 6.6 m hoogte
  • 3.4 km lengte
  • 73 ha omsloten oppervlakte
  • 3 grote poorten
  • 22 torens deels met poort


Ondanks haar eerder representatieve karakter bezit de stadsmuur van Colonia Ulpia Traiana alle wezenlijke kenmerken van een vestingmuur. Weergang, borstwering en kantelen horen daarbij, net zoals de aarden wal langs grote delen van de muur aan de stadszijde.

In het noordoosten is het fundament voor de muur en de torens breed en massief, want de bodem was daar vochtig en weinig vast.

Verder naar het zuiden kon men spaarzaam omgaan met het kostbare steenmateriaal.
Een hindernis die een potentiële aanvaller kon afremmen, werd ook door de grachten gevormd. Deze lagen buiten vóór de stadsmuur.

Geringe resten van de stadsmuur geven inzicht in de bouwwijze. De reconstructie komt wat materiaal en techniek betreft overeen het Romeinse voorbeeld.

Het Romeinse gietmuurwerk (opus caementicium) is een voorloper van het moderne beton. De toepassingsmogelijkheden ervan waren zeer gevarieerd. Het maakte rationeel en voordelig werken mogelijk.

Tussen twee lichte muren, opgemetseld uit handzame (tuf) steenblokken, bevond zich een kern van gietbeton.

De gedeeltelijke reconstructie vergunt ons een kijkje te nemen in het binnenste van de muur. Bouwmaterialen en –techniek zijn geheel volgens het Romeinse voorbeeld.
Terwijl de muren werden opgetrokken, stortte men er laag voor laag kalkmortel in, vermengd met steenbrokken.

De stadsmuur van COLONIA ULPIA TRAIANA wordt niet volledig weer opgebouwd. De beukenhagen duiden het verloop van de muur tussen de torens aan.


Noordpoort




Havenpoort






7. Poorten

In grote lijnen leken alle stadspoorten in het Romeinse Rijk op elkaar: twee torens flankeerden het eigenlijke poortgebouw. Ze sprongen vóór de poort uit. Zo kon de poort beter verdedigd worden.

Noordpoort
Van de noordelijke stadspoort is het gegoten fundament behouden gebleven. Het laat de plattegrond van de beide, torens zien. Onder het poortgebouw liep een riool. In de buurt van de poort verlaat dit het midden van de straat en komt dan onder een van de doorgangen te liggen.

Het riool leidde het afvalwater de stadsgracht in, die hier deels van een stenen bodem voorzien was. De gracht voerde het water in de richting van de Rijnarm in het oosten. Een sluis voorkwam overstromingen.

Het poortgebouw telt boven de begane grond twee verdiepingen met in het midden een open platform. De bovenetages zijn geschikt voor het opstellen van geschut.

De straat leidde noordwaarts naar het legerkamp Burginatium (Altkalkar). Vandaar dat de poort ook Burginatium-poort wordt genoemd.

Havenpoort (zuid)
De stad bezat aan de oostzijde drie poorten. Ze hadden alle dezelfde eenvoudige vorm. In het noorden, westen en zuiden daarentegen lagen er representatieve hoofdpoorten.

Ook deze smalle poort werd door wagens gebruikt. De hoeksteen van de doorgang is afgesleten door voertuigen die te breed waren of niet precies gestuurd werden.

Op het oppervlak ervan zijn ingekraste lijnen te zien. Ze markeerden voor de Romeinse metselaars de plaats, waar de volgende laag stenen moest worden gelegd.

De poorten verbonden het havenkwartier met het stadscentrum. Van hieruit werd een groot gedeelte van de handel afgewikkeld. 
  


8. Stratenpatroon

De aanleg van het stratenpatroon van de Romeinse stad volgt in hoofdzaak een regelmatig schema. De straten hebben een recht verloop, kruisen elkaar onder een rechte hoek en vormen zo nagenoeg rechthoekige huizenblokken. 

De rijwegen waren ongeveer 10-12 m breed. Aan beide kanten liepen overdekte trottoirs van ca. 4 m breedte. Nog breder was de noord-zuid verlopende hoofdstraat.

Zuilen en pijlers droegen de afdaken van de huizen. Ze vormden vóór de woongedeelten een tamelijk uniform straatbeeld. 

Het wegdek bestond uit kiezel in leemhoudend zand. Door sonderingsopgravingen kon het verloop van de straten ter plaatse van het APX worden vastgesteld.

De bomen geven de begrenzing van de rijweg aan. Ze zijn echter meer naar binnen gezet dan de antieke bebouwing. Zo vernielen de wortels de bouwsporen niet.


  
9. Waterleiding 

De waterleiding begon in de bronnen van de Sonsbecker Berg en de Hees. Ze voorzag vooral de grote stedelijke thermen van water.

De waterleiding benutte het natuurlijk verval in het terrein zoveel mogelijk. Het tracé verloopt meestal onderaards - vorstvrij op ongeveer 70 cm diepte. De watergoot ligt in een stevig fundament van gietmortel, bekleed met waterdicht pleisterwerk en afgedekt met leisteen.

Fris water kwam via een bijna 8 km lange waterleiding de stad in. Het bezat de kwaliteit van drinkwater. 

Gedeeltelijk werd de waterleiding bovengronds over bogen geleid (aquaduct). Verschillende fundamenten van pijlers zijn opgegraven. Een ervan is naast de waterleiding opgesteld.

Ter vergelijking dient een stuk van de Romeinse waterleiding die vanuit de Eifel naar Keulen liep. Deze waterleiding was langer, had meer capaciteit en was grotendeels in steen overwelfd.




10. Putten en waterreservoirs

De eerste meters bestond de bekleding van de put uit een vierkanten houten kist. Om bij de waterhoudende grondlagen te komen, dreef men dan meer planken de diepte in en groef men de aarde daartussen weg.

Putten voorzagen de huishoudens en werkplaatsen van water. Ze lagen meestal op de erven.
De schachten konden in plaats van met hout ook met steen of vlechtwerk bekleed zijn.
Buiten gebruik gestelde putten werden met afval gevuld.

De vochtige grond heeft ook voorwerpen geconserveerd die anders verrot zouden zijn: schoenen uit leer, resten van touwen, houten lepels. Zo leveren de putschachten informatie over levensmiddelen, tafelserviesgoed en kleding.

De bewoners haalden hun water uit putten of reservoirs. Tot nu toe zijn wel talloze putten, maar nog slechts weinig reservoirs gevonden. 

De putten waren privé-inrichtingen, maar de reservoirs of cisternen waren waarschijnlijk voor gemeenschappelijk gebruik. 

Regenwater van de daken stroomt door goten en regenpijpen het reservoir in.

Het water blijft in het reservoir, tot het gebruikt wordt. De cisterne is met mortel bepleisterd. Deze heeft een roze uiterlijk, omdat er steengruis bijgemengd is, die de pleisterlaag waterdicht maakt.

Kostbaar was regenwater in deze streek waarschijnlijk niet, maar misschien wel schoner dan grondwater. 



11. Riolering

Bij de aanleg van straten in de stad werd ook de onderaardse riolering gebouwd. Boven de grond bleven alleen de openingen van de reinigingsschachten in het zicht.

De eerste afvoerkanalen werden van hout gemaakt. Later bouwde men stenen riolen.

Vuil water uit de goot, de latrines, badgebouwen en werkplaatsen werd door het onderaards rioolnet afgevoerd.

Gootjes uit vlakke tegels leidden het afvalwater van de huizen naar verzamelkanalen. Deze liepen steeds onder het midden van de straat.

Het afvalwater kwam in de Rijnarm terecht, vlak voor de stad. Langs de uitmonding van het riool in de rivier groeiden vooral de giftige waterranonkel en strandzuring: een gevolg van het hoge nitraatgehalte in het afvalwater.




  
12. Amfitheater

Massieve, uit Grauwacke gemetselde fundamenten verleenden aan de constructie de nodige stevigheid.

Dat wordt op de dag van vandaag nog bewezen. Drie fundamenten zijn verwijderd en vóór het amfitheater opgesteld. De overige werden geconsolideerd en dragen nu de gereconstrueerde bovenbouw.

Meer dan 10 meter hoog rijst de buitenmuur van het amfitheater op. De totale bouwmassa bedroeg ooit 40.000 ton. Dat komt overeen met het gewicht van ongeveer 40.000 auto's.

Deze last rust in hoofdzaak op pijlers. Zo kon men zuinig zijn met bouwmateriaal.

Tienduizend plaatsen boden de rondom gelegen rangen. Niet alleen de inwoners van de stad, maar ook bezoekers uit de wijde regio kwamen naar de manifestaties.

Stedelijke ambtenaren moesten de 'spelen' financieren. Daarmee 'kochten' ze de welwillendheid van de bevolking.

De drie onderste, brede zitrijen waren voorbehouden aan de notabelen. Hier werden houten zetels opgesteld. Op de bovenste rijen zaten de toeschouwers direct op de stenen treden. 

Massale manifestaties op feestdagen trokken veel publiek naar het amfitheater: bloederige dierengevechten en tweekampen op leven en dood.

Gladiatoren met diverse bewapening traden tegen elkander in het strijdperk. Wilde dieren werden in een show opgedreven en afgemaakt. 

Voor het leger was er nog een amfitheater bij het kamp op de Fürstenberg beschikbaar.



13. Bouwkraan

Bij het bouwen moeten zware lasten worden opgetakeld. De bouwkraan is aan de hand van technische beschrijvingen en afbeeldingen uit de Oudheid gereconstrueerd.

De stevigheid van het kabeltouw uit de Oudheid beperkt de capaciteit van de kraan. Een dergelijke kraan met kabels van 4 cm doorsnede werd waarschijnlijk voor lasten van 9 ton gebruikt. Er bestonden echter ook sterkere kabels en veel grotere hefmachines.

Het steenblok weegt een ton (1000 kg). Toch kunnen zelfs kinderen deze last gemakkelijk bewegen: ze wordt door een katrol met vijf wielen en de overbrenging via de assen aanmerkelijk verlicht.

Werking van de mechanische delen (zonder verlies door wrijving):

  • steenblok 1000 kg
  • katrol                 1000 kg  :   5  = 200 kg
  • aswiel                200 kg    :   5  =  40 kg
  • windas               40 kg      : 10  =      4 kg
  • spaakwiel          4 kg        :   4  =       1 kg





14. Capitooltempel

Zijn naam ontleent de tempel aan de Jupitertempel in Rome en diens plaats op de Capitolijnse heuvel. Capitooltempels werden overwegend opgericht in steden met het hoogste stadsrecht (COLONIAE).

De tempel stond op een lichte verhoging in het stadscentrum. De overblijfselen ervan waren na het verval van de stad nog eeuwenlang zichtbaar. Ze kregen de naam Alte Borgh.

De tempel en zijn omgeving konden tot op heden niet volledig worden vrijgelegd. Op basis van oude tekeningen en nieuw onderzoek kan men zich een voorstelling van zijn uiterlijk maken.
Hallen omgaven het heiligdom aan drie zijden.

De grootste tempel van de stad was gewijd aan de staatsgoden Juppiter, Juno en Minerva. Hun beelden stonden naast elkaar in de cella.

Tegen het einde van de derde eeuw werd de stad verkleind. In het centrum ontstond een vesting ter bescherming tegen de Franken. De sporen van de zware muren lopen langs twee zijden van het tempeldomein.



15. Haventempel

De Haventempel was op het Capitool na de grootste tempel van de stad. Aan welke godheid hij was toegewijd, is nog niet bekend. Naar zijn ligging kreeg hij van de opgravers de naam Haventempel.

Hallen omzoomden het heilige domein. De tempel rees boven de stadsmuren uit. In zijn grootsheid, pracht en kleurigheid imponeerde hij de reiziger als monument van Romeinse bouwkunst en stedelijke cultuur.

Aan de binnenzijde van het podium (ingang achterzijde) wordt u geïnformeerd over de tempel, de bouwtechniek en de reconstructie, de aankleding en de cultus.

Sporen

Vanwege de nabijheid van de Rijnarm werd de bouwgrond op speciale wijze behandeld. Eerst groef men de bouwput uit, daarna verstevigde men de ondergrond door het inheien van eiken palen. Tenslotte werd de bouwput ter grootte van het fundament gestut. Manshoge palen rondom, met rijshout aaneen gevlochten, vormden een dichte bekisting. Daarin stortte men laag voor laag het gietbeton (opus caementicium). Grote steenbrokken – basalt en Grauwacke vooral – werden in de kalkmortel ingebed.

Het hout is vergaan, maar de afdrukken ervan zijn in de mortel zichtbaar gebleven. Aan de zijkanten van de fundamentplaat zijn nog sporen van palen en vlechtwerk te zien.

De fundamentplaat vertoont duidelijke sporen van de tempelopbouw. Op het oppervlak tekenen zich de standsporen van grote steenblokken af. Waar de mortel in de voegen is opgeduwd, is hij tegenwoordig als richel zichtbaar.

De blokken ondersteunden die delen van de bovenbouw die het zwaarst belast waren: de krans van zuilen, de muur van de cultusruimte (cella) en de trap in het zuiden.
Bovenbouw

De haventempel is voor een deel weer opgebouwd. Alleen een hoek van de tempel is tot aan de dakhoogte gereconstrueerd. De reconstructie toont alle met zekerheid aan te nemen bouwonderdelen.

Een zuil geeft een indruk van de kleurigheid van het gebouw in de Romeinse tijd. De reconstructie is een maquette op ware grootte. Zoals iedere maquette mag ze echter niet met het voorbeeld gelijkgesteld worden.

De fundamentplaat maakte de archeologische reconstructie van de tempel mogelijk. Bij het gebouw uit de Oudheid  was de plaat in de bodem verborgen. Ze vormde het onderste fundament en droeg nog meer massieve lagen als onderbouw en ook het podium.

Tegenwoordig wordt het bovenste deel van het fundament door een betonnen hal overhuifd. Ze verleent toegang tot de fundamentplaat. In haar uiterlijk benadert de hal de maten van het antieke podium.

  
Onder de grond was de fundamentplaat tegen schadelijke invloeden beschermd. Nu wordt ze bedreigd door de weersomstandigheden. Omvangrijke technische en chemische maatregelen zijn nodig om ze te behouden.





Cultusruimte

De Haventempel was niet alleen aan de buitenkant rijk versierd. Ook de cella was ornamentaal behandeld. De binnenzijde van de cultusruimte was voorzien van een vlakke architecturale indeling. Deze wekte de indruk van nog meer ruimtelijkheid.

De indeling van het bovendeel van de wand bestond uit mortel, waarvan de vorm profielen, pijlers en nissen aanduidde. De mortel was met een lichte stuclaag afgedekt en beschilderd. In de nissen stonden wellicht beelden.

Het beneden deel van de wand was bekleed met kleurige marmeren platen en bekroond met een maremeren lijst. Het openbare leven van de Romeinen werd net als hun privé-leven bepaald door cultische handelingen. Aankomst en vertrek, contracten, oorlog en gebeurtenissen in de familiesfeer waren aanleiding voor offers en geloften aan de goden.

De cultusruimte was een plaats voor bijzondere samenkomsten. De alledaagse offers vonden plaats op het altaar vóór de tempel.






  
16. Matronentempel

De inheemse Kelten en Germanen vereerden hun goden eerst niet in tempels, maar in de vrije natuur. Onder Romeinse invloed ontstond daarna het gebouwtype van de Gallo-Romeinse tempel met omgang.

Met de bouw van tempels, visuele voorstellingen en wijdingen veranderde ook de cultus: steeds meer maakte deze gebruik van Romeinse riten. De inheemse natuur- en stamgoden hielden zo hun plaats naast de Romeinse staatsgodsdienst.

De fundamenten van de tempel en de zuilenhallen zijn gerestaureerd en tot boven het maaiveld opgemetseld. Zo krijgt men op grond van de huidige toestand een indruk van het kleine heiligdom. Het sacrale domein ligt schuin ten opzichte van het bebouwingsraster van COLONIA ULPIA TRAIANA. Daarmee wordt de oriëntatie van de vroegere nederzetting bewaard.

De tempel was gewijd aan inheemse stam- en vruchtbaarheidsgodinnen, de Matronen. Daarop wijzen de fragmenten van twee wijstenen die op deze plaats gevonden zijn.






17. Huizenblok (insula)

Na de stichting van COLONIA ULPIA TRAIANA werd het stadsgebied opnieuw ingemeten. Voor de woon- en ambachtskwartieren lag er vaak een raster aan ten grondslag dat een insula in 20 even grote percelen verdeelde.

De percelen waren rechthoekig en hadden een oppervlak van telkens 600 m2. Naar de straatzijde toe was de bebouwing uniform. Kenmerkend waren de:

  • ongeveer gelijke bouwhoogte,
  • overdekte trottoirs,
  • brede ingangen naar de verkoopruimten.


De overige bebouwing van de percelen was variabel. De noodzakelijke inrichting van de verschillende ambachtelijke bedrijfjes en de financiële draagkracht van de eigenaar gaven vaak de doorslag. Zo worden ovens, binnenplaatsen, waterreservoirs en werkplaatsen afgewisseld door woongebieden en tuintjes.

Woonhuizen
Woonhuizen met winkels en ambachtelijke bedrijfjes namen een groot deel van de stad in beslag. Twee typische huizen worden hier voorgesteld (nr. 2 en 3). Een luxueuzer woonhuis is nr. 9.

De plattegronden van de huizen worden door hagen gemarkeerd. Ze liggen hier niet op hun oorspronkelijke plaats. Ter vergelijking en completering zijn er woonhuizen uit Romeinse steden in Italië en Spanje afgebeeld.:

1. Herculaneum (Italië)   
2. Colonia Ulpia Traiana: insula 19   
3. Colonia Ulpia Traiana: insula 19   
4. Italica (Spanje)   
5. Pompeji (Italië)   
6. Herculaneum (Italië)   
7. Herculaneum (Italië)   
8. Pompeji (Italië) bakkerij   
9. Colonia Ulpia Traiana: insula 3

De beplanting laat huizen van verschillende grootte en voor divers gebruik zien. Daardoor krijgt men een algemene indruk van dichtbebouwde stadswijken.



18. Korenmolens

In de Romeinse stad werden talloze brokstukken van maalstenen gevonden. Ze wijzen op het bestaan van kleine handmolens voor privé-gebruik, maar ook van grotere molens voor bedrijfsmatige productie.

De vlakke molen is gebouwd aan de hand van vondsten in Colonia Ulpia Traiana. Het materiaal – basaltlava – verraadt, dat de molenstenen uit de Eifel werden betrokken. De grote molen is een imitatie van voorbeelden uit Pompeji en Ostia.

Tussen de onderste molensteen en de daarop liggende, draaibare “loper” werd het koren eerder gekneusd dan gemalen. In hetzelfde bedrijf werd het meel dan verder verwerkt.

De bakoven is eveneens naar antieke voorbeelden uit Pompeji gebouwd. Hij functioneert echt.
Voor graanbrei en brood werden in de Romeinse tijd overwegend tarwesoorten gebruikt, vooral spelt.


  
19. Spelen

In de Romeinse literatuur worden vaak spelen vermeld. Ook Romeinse reliëfs en wandschilderingen laten soms spelende kinderen zien.

Omdat de spelregels overgeleverd zijn, kunnen de spelletjes nu nagespeeld worden. Sommige zijn zelfs nog in zwang, zoals bijvoorbeeld het molenspel. Andere hebben moderne navolgingen gekregen, zoals het spel ‘ludus XII scriptorum’ in backgammon.

Dobbelstenen. speelschijven uit glas of been en speelvelden, ingekrast in vlakke dakpannen: zulke vondsten getuigen van het spel in de Romeinse stad.

Niet bewaard gebleven zijn bijvoorbeeld speelborden uit hout, stoffen poppen en ballen. Maar het is bekend, dat ook die in gebruik waren.

Kinderspelen en de spelen voor volwassenen maken deel uit van de wereld van alledag – zowel van de Romeinse als de huidige.


  
20. Lapidarium

Beeldhouwwerk in steen en brons verfraaide straten, pleinen en gebouwen van de Romeinse stad. Friezen, kapitelen en lijstwerk behoorden tot de vaste bestanddelen van grote gebouwen. 

Standbeelden en wijstenen waren opgesteld binnen de tempeldomeinen en de thermen.

Langs de wegen buiten de stad stonden graftombes en grafstenen. Zij herinnerden aan de doden met inscripties, reliëfs en beelden. Net als bijna al het steenmateriaal zijn ook de grafmonumenten niet bewaard gebleven. Ze werden weggevoerd, hergebruikt als bouwmateriaal en tot kalk gebrand.

Met de gebouwen van de stad verdween ook hun decoratie.

Voorstellingen van het dagelijks leven laten alledaagse gebruiksvoorwerpen zien. Maar ze weerspiegelen ook de voorstellingen van een ideaal leven, mogelijk in het hiernamaals.

Inscripties ter eren van bijzondere gebeurtenissen en daden zijn er ook aangebracht. Ze herinneren aan militaire overwinningen, bouwmaatregelen, keizerlijke stichtingen en andere historische gebeurtenissen.

In het lapidarium zijn de afgietsels van enkele graf- en wijstenen opgesteld. De originelen zijn afkomstig van verschillende plaatsen uit het Rijnland en bevinden zich in het Rheinisches Landesmuseum in Bonn. Oorspronkelijk waren de reliëfs en inscripties in felle kleuren beschilderd.

Grafstenen van Romeinse soldaten laten vaak de legionair of ruiter zien in volledige uitrusting. 

De inscriptie geeft de rang, eenheid en dienstjaren aan.

Wijstenen zijn aan de goden gewijd. De schenkers vergolden daarmee de hulp die ze van de goden hadden gekregen.



21. Ambachtswijk

De opgraving van de woon- en ambachtswijk aan de rand van de Romeinse stad leidt ons ver terug in de geschiedenis van de plaats.

Al in de eerste werd het terrein bebouwd en gebruikt. Daarop wijzen muurfundamenten, lemen wanden en pleisterwerk. De huizen werden veelvuldig verwoest en weer opgebouwd. Voor de tijd van de colonia zijn er duidelijk twee bouwfasen uit de tweede en derde eeuw te onderscheiden.

Waterreservoirs en ovens duiden op ambachtelijk gebruik. Zilverslakken doen een zilversmid vermoeden. Botafval wijst op een slagerij.

Speelschijven, tafel- en kookgerei, etensafval en talloze andere vondsten getuigen van het leven van alledag in de Romeinse tijd.



22. Herberg

Wie reist, heeft behoefte aan onderdak. Kooplieden, die per schip kwamen, troffen niet ver van de haven een herberg aan.

Een kenmerkende groepering en inrichting van de ruimten bevestigen de functie van het gebouw.

De grotere ruimten werden misschien aan reizende zakenlieden verhuurd. De ruimte in de hoek aan het kruispunt van starten kan een kroeg of een cafetaria zijn geweest.

In de tuin achter de herberg groeien kruiden, specerijen en teruggekweekte graansoorten.
De zuidvleugel van het gebouw bood de reizigers de genoegens van een warm badhuis.

Op een gang komen telkens vier kleine kamertjes met meerdere bedden uit. Deze groepering is kenmerkend voor Romeinse herbergen. Ieder slaapkamertje is voor drie personen ingericht. 

Behalve de bedden zijn er een tafel en een klerenkist.

De kamers zijn gemeubileerd met krukjes, stoelen, tafels, kasten en bedden. De voorbeelden van de meubels zijn afkomstig uit privé-woningen. De ruimtes zijn beschilderd naar voorbeelden uit andere noordelijke provincies.

De keuken heeft een klein voorkamertje waarin amforen met levensmiddelen worden bewaard. Van hieruit bereikt men via een trap de kelder. Op de gemetselde haard brandde het vuur, de rook trok door het open venster.

In grotere huizen waren er speciaal ingerichte eetkamers. Bij bijzondere gelegenheden werd er half liggend gegeten. Aan dergelijke gelagen van de mannen namen vrouwen, kinderen en slaven niet deel.

Tegenwoordig bevinden zich in de zuidvleugel van het gebouw behalve het badhuis ook werkplaatsen en er is een expositie over de Romeinse politiek en samenleving.






23. Badhuis


Het bad behoorde tot het normale comfort van de Romeinen. Gasten van de herberg en andere bezoekers gebruikten het kleine badhuis (thermen).

Er waren koude, warme en hete baden. Boven een vuur werd het water in grote ketels verhit en naar de bekkens geleid.

Het vuur verwarmde tegelijk de lucht onder de vloer. Door holle wandtegels steeg de lucht omhoog. Dit verwarmingssysteem maakte bijna zonder verlies optimaal gebruik van de warmte-energie.

Het gereconstrueerde gebouw functioneert echt. Nauwkeurige metingen van de temperatuur en het houtverbruik geven inzicht in de Romeinse energietechniek.


Thermen (techniek)

Openbare badhuizen (thermen) hoorden in iedere Romeinse stad tot de onmisbare voorzieningen. De privéwoonhuizen bezaten zelden badkamers. De grote thermen waren het dagelijks trefpunt van de burgers.

Wat technische standaard, badcomfort en luxueuze uitrusting betreft, kwamen de thermen tegemoet aan de hoogste eisen. Privé-personen die deze badhuizen aan de bevolking schonken, hoopten zo dankbaarheid te verwerven.

De belangrijkste ruimten in de thermen zijn de kleedruimte, het koude bad, de afkoelingsruimte en het hete bad. Ze komen terug in ieder Romeins badhuis en verschillen slecht in omvang en in het aantal nevenruimten.

Verwarming en watervoorziening vormden een effectief en uitgekiend systeem. De ovens verhitten het water in de grote ketels en zorgden gelijktijdig voor de vloer- en muurverwarming.
Het afvalwater uit de baden spoelde via een ringleiding de latrine.



Tijdens archeologische opgravingen zijn de bewaard gebleven fundamenten van de thermen vrijgelegd. Aan de hand van deze vondsten is de vorm van het gebouwencomplex in de tekening gereconstrueerd.

Kenmerkend voor het thermencomplex is de veelvormigheid van de daken. Die is een gevolg van de verschillende bouwgeledingen. De vaak halfronde en gewelfde ruimten bewaren de warmte het best.

Resten van porfieren wandbekledingen wijzen op het gebruik van kostbare materialen. De mortelafdruk van een vloer draagt de sporen van een patroon uit witte en zwarte kalksteenplaten.

De kleurige stenen bekleding, de metalen armaturen – alles is in latere eeuwen weggevoerd en elders hergebruikt.

In de nissen stonden ooit beelden. Ook zij zijn niet bewaard gebleven. Van het dagelijkse badleven getuigen vondsten van gerei voor de lichaamsverzorging, spelmateriaal, maar ook chirurgisch instrumentarium.